Poep-pil houdt bloedglucose beter in evenwicht

  • Gepubliceerd op: 8 oktober 2025
  • Categorie: Diabetes type 1 (en LADA)

Onderzoekers van het Amsterdam UMC willen de afweerreactie bij diabetes type 1 minder actief maken door je darmbacteriën te veranderen. Ze doen daarom al een tijdje onderzoek naar poeptransplantaties. Ze keken ook naar een speciale pil met bacteriën uit je eigen poep, en delen nu positieve resultaten. 

Diabetes type 1 heeft te maken met je afweersysteem. Je afweer valt de cellen aan die insuline maken, dus de bètacellen. De darmbacteriën in je dunne darm hebben veel invloed op je afweersysteem. Daarom doen wetenschappers van het Amsterdam UMC onderzoek naar behandelingen om je darmbacteriën te veranderen, zoals met een transplantatie van poep. Dit heet een poeptransplantatie of fecestransplantatie.  

Hoe gaat een poeptransplantatie precies? Bekijk de uitleg over onderzoek naar poeptransplantaties bij diabetes type 1 op diabetesfonds.nl. 

Poeptransplantatie kan bètacellen helpen 

Na een poeptransplantatie laat je afweer de bètacellen beter met rust, denken de onderzoekers. Heb je nog wat eigen cellen die insuline maken? Deze kunnen beter blijven werken door de poeptransplantatie. Je maakt dan weer zelf wat insuline. Dit helpt om je bloedglucose in evenwicht te houden, en om minder hypo’s en hypers te krijgen. En is je bloedsuiker in evenwicht? Je hebt dan minder kans op complicaties, zoals problemen met je nieren en bloedvaten.  

Kan een poeptransplantatie met een pil? 

Een poeptransplantatie gebeurt nu met een slangetje. Het is een vervelende behandeling, en hij kost veel tijd. Daarom onderzoeken de wetenschappers of een poeptransplantatie makkelijker kan gebeuren. Het lukte de onderzoekers om een speciale poep-pil te maken, dit is een capsule met je eigen poep. In de pil zitten darmbacteriën. Voor iedereen is deze capsule anders. 

Klein onderzoek bij mensen met diabetes type 1 die pas kort de diagnose hebben 

De onderzoekers testten de capsule met darmbacteriën in een klein onderzoek bij 10 mensen met diabetes type 1. De wetenschappers deden dit onderzoek expres bij mensen die nog niet lang diabetes type 1 hadden. Want bij hen was de kans groter dat ze bètacellen hadden die nog wat insuline maken. De deelnemers slikten 3 maanden lang de capsule met darmbacteriën. 

Eigen insuline blijft gelijk door poep-pil 

De onderzoekers keken naar C-peptide in het bloed van de deelnemers. Dit stofje ontstaat als je lichaam insuline maakt. C-peptide zegt dus iets over hoeveel eigen insuline je zelf nog maakt. 

Voordat de deelnemers de pil met darmbacteriën namen, maakten ze steeds wat minder eigen insuline aan. En daarna? Het stofje C-peptide veranderde toen niet meer, zagen de onderzoekers. Hoeveel insuline de deelnemers zelf nog bleven maken, bleef dus gelijk. Ook nadat de proefpersonen stopten met de pil. Dit is dus positief nieuws! 

Bloedglucose blijft ook hetzelfde 

Ook de bloedglucose (HbA1c) en dosis insuline bleven hetzelfde in de tijd dat deelnemers de poep-pil namen, en daarna. Dit is anders dan in de periode voor het onderzoek. Toen werd hun HbA1c hoger en gingen de deelnemers juist steeds meer insuline gebruiken. De behandeling met een pil met je eigen poep kan dus de bètacellen beschermen die je nog hebt.

Wanneer kan ik de behandeling met de pil met darmbacteriën krijgen? 

Eerst is nog meer onderzoek nodig voordat er een poep-pil komt als behandeling. De onderzoekers hopen dat ze deze pil verder kunnen testen in onderzoek. Ze willen bijvoorbeeld weten hoe de capsule met darmbacteriën precies werkt. En ook bij wie, want iedereen reageert anders. Het Diabetes Fonds betaalt onderzoek naar darmbacteriën, bekijk meer over dit onderzoek op diabetesfonds.nl

Bron: wetenschappelijke publicatie in Gut Microbes

Beeld: Gumbariya, Shutterstock 

Bètacellen redden bij diabetes type 1

Sommige mensen met diabetes type 1 hebben toch nog wat bètacellen over. De cellen zijn niet kapotgemaakt door het afweersysteem. Wetenschappers willen deze bètacellen kunnen redden. Ze werken ook aan een manier om te zien of iemand nog bètacellen heeft, en hoeveel.

Bekijk het artikel